[ad_1]
Deze maand is het zestig jaar geleden dat de Zweedse architect-designer Axel Einar Hjorth overleed. Nog nooit van de ‘voorloper van het Zweedse modernisme’ gehoord? Dan heeft u de jongste tijd niet op Instagram gezeten.
De Hjorth op Elanden, een donker bos en een kerk. Veel meer was er in Krokek, aan de monding van de Motala-rivier, een inham van de Baltische zee in het zuiden van Zweden, niet te zien. Een scheve eikenboom misschien, het herkenningspunt tussen Östergötland en Södermanland waaraan het dorpje zijn naam te danken had.
Axel Einar Hjorth (1888-1959) spendeerde de eerste twaalf jaar van zijn leven in het afgelegen plaatsje. Hij werd grootgebracht door zijn alleenstaande moeder in erg bescheiden omstandigheden. Tot zijn leven in één klap werd overhoopgegooid toen hij als pleegkind terechtkwam bij een welgestelde familie.
Hjorth hield de spreidstand tussen arm en rijk, soberheid en opulentie zijn hele leven vol, jojoënd tussen luxueuze meubelen voor de haute bourgeoisie en zelfs de sjah van Perzië, tot simpel, bijna primitief aandoend meubilair voor rustieke pied-à-terres op de Zweedse buiten. Het zou hem de bijnaam ‘voorloper van het Zweedse modernisme’ opleveren.
Maar sinds zijn dood, deze maand zestig jaar geleden, taande zijn bekendheid en populariteit. Wie vandaag Scandinavisch design zegt, denkt vooral aan Arne Jacobsen, Alvar Aalto en misschien Ikea. Weinig kans dat ook Hjorth een plek krijgt in dat lijstje.
Hjorth is vandaag wat je een ‘designer’s designer’ noemt: geliefd door de kenners, maar onbekend bij het brede publiek. Daar komt nu verandering in, met dank aan topdesigners die gretig de meubelen van Hjorth op sociale media delen of in projecten aanwenden.
Yovanovitch en Vervoordt
De grootste fan en onofficiële Hjorth-impresario is de Franse interieurarchitect Pierre Yovanovitch, die vaak meubelen van Hjorth paart met andere vintage meubelen of met zijn eigen hedendaagse ontwerpen voor chique interieurprojecten. Zijn 125.000 Instagramvolgers smullen van de foto’s van het Zwitserse chalet, de Portugese Quinta da Côrte-wijnboerderij en de Brusselse stadswoning waar vintage Hjorth-schommelstoelen en tafels in het gezelschap verkeren van sculpturen van Henry Moore en lampen van Aage Holm Sørensen of Jos Devriendt.
‘Ik hou vooral van de ‘rauwe’ meubelcollectie in Zweeds dennenhout die hij in 1929 begon te ontwerpen’, bekend als de ‘Sportstugemöbler’ of ‘Furniture for the holiday house’, zegt Yovanovitch. ‘De lijnen ervan zijn gebaseerd op Zweedse rurale tradities, wat resulteert in verbazingwekkend modernistische stukken.’
Ook kunsthandelaar Boris Vervoordt, die de naar zijn vader genaamde galerie Axel Vervoordt leidt, is een Hjorth-bewonderaar. ‘Ik hou heel veel van zijn solide houtkeuzes’, aldus Vervoordt, die ook apprecieert hoe Hjorth de ‘beste vormen’ uit historische Scandinavische meubelen haalde en vervolgens uitpuurde.
‘Ik ben dol op hoe vrij Axel Einar Hjorth zich tussen stijlen bewoog’, zei de in Amerika bekende interieurdesigner Giancarlo Valle in een interview met het veilinghuis Christie’s, waarin hij Hjorth als een van zijn favoriete designers aanprees. Valle, die vaak meubelen van Hjorth in zijn interieurprojecten aanwendt, noemt Hjorths stijl een ‘soort functionalistisch modernisme nog vóór veel van de meer bekende Franse modernisten hun werk op die manier definieerden.’
Zweedse gratie
Hjorth was nooit een modernist pur sang. Hij deed vooral zijn eigen ding. Nog voor de opkomst van het Zweedse modernisme, in 1930, werkt hij voor de meubelmakers H. Joop & Co, Myrstedt & Stern en Jonssons en voor de Stads Hantverksförening van Stockholm.
Hjorth ontpopt zich als een van de belangrijkste designers van de ‘Zweedse gratie’, een stroming die je ietwat oneerbiedig kunt samenvatten als ‘neoclassicisme light’. Bij Hjorths meubelen uit de jaren twintig spot je de typische kenmerken: tafels en stoelen met zuilen als poten en kasten bedekt met Griekse meandermotieven.
Hjorth maakt langzaam maar zeker naam. In 1927 blinken enkele van zijn ontwerpen zelfs in het Metropolitan Museum of Art in New York, tijdens een tentoonstelling over hedendaagse Zweedse decoratieve kunsten. Het is het jaar van zijn doorbraak: in 1927 wordt hij de hoofdontwerper en architect van Nordiska Kompaniet, destijds Zwedens belangrijkste en meest exclusieve meubelproducent.
‘Nordiska Kompaniet had zijn eigen fabriek, dus Hjorth kon doen wat hij wou’, zegt Thomas Ekström, een Zweedse designdealer en Hjorth-kenner. ‘Hij had de bestellingen, en hij had klanten zoals actrice Greta Garbo – het bourgeois publiek.’
Niet alleen Garbo hield van Hjorths meubelstijl, ook de Zweedse industrieel Ivar Kreuger én zelfs de sjah van Perzië waren fan. Voor die laatste mocht de Zweed een treinstel inrichten. Bovendien schopte Hjorth het in 1929 tot hoofdontwerper van het Zweedse paviljoen voor de wereldtentoonstelling in Barcelona.
Weelderige soberheid
In hetzelfde jaar van Ludwig Mies van der Rohes baanbrekende Barcelona-paviljoen, in 1929, en amper een jaar voor het Zweedse modernisme officieel zou doorbreken, bleef Hjorth koppig in de Zweedse gratie geloven. In het Zweedse paviljoen positioneerde hij bijvoorbeeld hyperklassieke ‘Caesar’-stoelen op een zwarthouten vloer, omringd door met goud beschilderde meubelen van berken- en ebbenhout.
Vreemd genoeg ontwierp Hjorth niet veel later iets radicaal nieuws: rustieke, pure meubelen voor de landhuizen van de groeiende middenklasse van toen. De meubelen, die hij vernoemde naar de Zweedse archipels ‘Blidö’, ‘Sandhamn’, ‘Torö’ en ‘Lovö’, worden vandaag beschouwd als de voorlopers van de ontwerpen van, bijvoorbeeld, de Franse designconventiebreker Charlotte Perriand.
Hjorth had een ‘ongelooflijk vermogen om naadloos te schakelen tussen functionalistische en neoklassieke stijlen’, zegt Paul Jackson van de Zweedse designgalerie Jacksons, een vaste Tefaf-exposant. Neem nu zijn ‘Lido’-tafel: die doet bijna Bauhaus aan, maar blijft wel Scandinavisch aanvoelen. Of, zoals Hjorths stijl soms omschreven wordt: ‘weelderige soberheid’.
Ondanks het succes van zijn meubelcollectie verliet Hjorth na iets meer dan elf jaar Nordiska Kompaniet. Eerst ging hij als zelfstandig designer/architect aan de slag. Maar dat liep niet helemaal volgens plan: hij werd financieel gedwongen om opnieuw bij een meubelfabrikant aan de slag te gaan. Tot aan zijn dood, in 1959, tekende Hjorth onder meer voor Aski, dat simpele kantoormeubelen vervaardigde.
Niet alleen actrice Greta Garbo hield van Hjorths meubelstijl, ook de sjah van Perzië was fan.
Hoe kan het dat zo’n invloedrijke designer, die zich pal op het snijpunt van traditie en modernisme bevond, in de vergeetput viel? ‘Hij stierf zonder kinderen en zonder archief. Als je je archief houdt, zoals pakweg Le Corbusier, dan kan iedereen je werk onderzoeken en word je niet vergeten. Maar als je alles weggooit en geen kinderen hebt, sta je vijftig jaar verder en kent niemand je’, zegt Ekström, die een boek schreef over de designer.
‘Het was extreem moeilijk om Hjorth te researchen’, aldus Ekström. Volgens de designkenner zou het boek er nooit gekomen zijn als hij niet Inez Kroon, een oud-medewerkster van Hjorth, op het spoor was gekomen: die kon Ekström een schat aan informatie bezorgen.
Ekström vermoedt ook dat het feit dat Hjorth zich liever ‘verschool’ achter merknamen zoals Nordiska Kompaniet er iets mee te maken heeft. ‘Hij begaf zich niet graag in de frontlinie.’
Klassiekers
Maar niet iedereen is Hjorth vergeten. Sommige designkenners proberen al jaren Hjorth bij een breder publiek bekend te maken. De Franse designhandelaar Éric Philippe van de gelijknamige galerie, bijvoorbeeld.
Philippe noemt zichzelf een ‘Hjorth-specialist’ en exposeert al jaren vintage meubelen van Hjorth (re-edities zijn er tot op heden niet) in zijn galerie en op beurzen zoals Tefaf, Design Miami/Basel en Fiac. Vandaag ziet hij de vraag naar Hjorth-meubelen toenemen, vooral dan naar zijn houten, modernistisch meubilair. ‘De prijzen blijven stijgen, omdat het publiek begint te beseffen hoe mooi deze zeldzame stukken wel zijn.’
Al valt het best mee met die zeldzaamheid. Veilinghuizen als Phillips, Christie’s, Wright, Bukowskis of Piasa bieden geregeld Hjorth-loten aan, en op onlinemarktplaatsen als Pamono en 1stdibs vallen ook stukken op de kop te tikken.
Vooral naar Hjorths houten meubilair uit de jaren dertig is veel vraag. Maar, zegt Yovanovitch, noem het géén trend. ‘Er is natuurlijk een recente Hjorth-revival, maar van een hype kan je niet spreken’, preciseert hij. ‘Zijn stukken zijn zo minimalistisch dat ik vermoed dat zijn meubelen klassiekers zullen zijn. Zijn esthetica is zo simpel en radicaal dat je oog niet zonder kan.’
[ad_2]