[ad_1]
Het is grappig hoe snel het vreemde routine wordt. Na een paar weken één voor één naar binnen en ongemakkelijk langs elkaar heen dribbelen bij de kassa van de supermarkt, wordt de choreografie steeds vloeiender. Vooral de zelfscankassa’s zijn een uitkomst: in principe hoef je geen mens te spreken om ‘s avonds toch kip tandoori te kunnen eten.
Hoe anders was dat een jaar of drie geleden toen mijn buurt-Appie op de Amsterdamse Zuidas geopend werd: het was één van de eerste Albert Heijns waar enkel zelfscankassa’s stonden. Althans, voor de vorm was er nog één lopend bandje, maar die was eigenlijk nooit bemand (en is inmiddels verwijderd). Toen ik daar eens een medewerker op aansprak – ik stond met de weekboodschappen en had 15 soorten groenten en fruit die apart afgewogen moesten worden – zuchtte-ie: ‘Meneer, u snapt het concept niet.’
Even voelde ik me een oude lul, maar contesteerde: ‘Ik snap het concept wél, maar ik ben het er gewoon niet mee eens. En als je slim bent, jij ook niet, want dit kost je op den duur je baan.’
‘Het zal mijn tijd wel duren’, antwoorde hij. ‘En bovendien ben ik wél slim, want ik heb bijna mijn studie New Bussiness Devellopment (of zoiets) afgerond.’ Touché.
Nadat ik opzichtig bakzeil had gehaald en de gember weer eens niet kon vinden in het menu van de weegmachine, vroeg ik me af wat ik eigenlijk zo irritant vond aan die zelfscankassa’s. Dat het menselijk contact in een toch al digitaler wordende wereld verder wordt teruggedrongen? Dat niemand kennelijk waarde hecht aan zijn supermarktbaantje? Of dat er schaamteloos werklast wordt verlegd van kruidenier naar klant? En dat dit alles gepresenteerd wordt als innovatie en vooruitgang? Als ik zo graag een kassa had willen bedienen dan was ik toch zeker zelf wel bij een supermarkt gaan werken. Oh nee, dat gaat dus niet meer.
Eigenlijk zijn er in de supermarkt alleen de vulploegmedewerkers over, de vergeten helden van de lockdown. Ze komen voor weinig geld naar hun werk om zich acht uur per dag te wentelen in één van de weinige overdekte plaatsen waar het coronavirus zich nog vrij kan verspreiden, enkel beschermd door een hesje met de tekst ‘houd u 1,5 meter afstand alstublieft’. Is dat dapper? Of gewoon dom?
En voor hoe lang nog? Een semi-permanente angst voor infectie zet momenteel een nietsontziende versnelling van de automatisering in gang. Crises veranderen de wereld niet zozeer, maar accelereren wel de trends die onder de oppervlakte sluimeren.
De CEO van Microsoft, Satya Nadella, zei onlangs dat de softwaregigant ‘twee jaar digitale transformatie in twee maanden’ heeft gezien en dat onze levens in snel tempo digitaler geworden zijn. Denk aan al die mensen die noodgedwongen plotsklaps met Teams en allerlei andere softwareprogramma’s aan de slag moesten.
Minister De Jonge publiceert binnenkort gedetailleerde veiligheidsrichtlijnen voor het heropenen van bedrijven. Maar je kunt er vanuit gaan dat we op zijn minst tot het einde van het jaar, of misschien langer, naarmate de vaccin langer op zich laat wachten, de social distancing in acht zullen moeten nemen. De enige realistische manier om veel kantoren en fabrieken te laten functioneren is wanneer er zich veel minder mensen in dezelfde ruimte bewegen.
Voor de meesten van ons betekent de coronacrisis gewoon meer thuiswerken de komende tijd. Maar hoe produceert de keuken van een fastfoodrestaurant hetzelfde aantal hamburgers met minder dan de helft van het personeel? Werkgevers zullen hemel en aarde bewegen om hun mensen te beschermen, maar ironisch genoeg het schrappen van banen vaak als een oplossing zien.
Verwacht bijvoorbeeld dat er meer grote namen uit de winkelstraten verdwijnen – waarom zou naar een winkel gaan als je kledingstukken vanwege hygiënemaatregelen niet eens mag passen? Een plank met cosmetica-testers zal een reliek worden uit een onbegrijpelijk schmutzig verleden. Bankkantoren sloten al massaal de deuren voordat de pandemie begon, maar hebben nu het perfecte excuus om die lijn verder door te trekken.
Online yogaklasjes kunnen de gezelligheid van een live-les niet evenaren, maar als het goedkoper en veiliger is dan naar de sportschool te gaan, nemen mensen dat misschien voor lief.
Oxford-onderzoekers stellen dat de automatisering slash verdwijning van 86% van de Europese banen in restaurants, 75% van de banen in de detailhandel en 59% van de banen in de recreatie- en evenementenbusiness dreigt. Samen met de transportsector (automatische metro’s, vrachtwagens en vliegtuigen?) blijkt er een behoefte aan een extreme efficiëntie om in de post-coronatijd de eindjes aan elkaar te kunnen knopen.
De ontslagen bij KLM van mensen met een tijdelijk contract weerspiegelen de nieuwe realiteit dat het middel-management niet meer onnadenkend in het vliegtuig springt voor een klantgesprek of een vergadering op een buitenlandse vestiging. Bedrijven komen erachter dat videovergaderen de nodige nadelen met zich meebrengt, maar wel erg goedkoop is.
Het belooft niet veel goeds voor eenieder die afhankelijk is van de zakelijke reiziger, zoals hotelketens, taxichauffeurs en restaurants. Automatisering gaat dus niet alleen om robots die iemands werk overnemen, maar vooral over technologie die ervoor zorgt dat processen opnieuw worden ingericht waardoor bepaald werk gewoon niet meer nodig is.
Inmiddels ben ik toch wel blij met de zelfscankassa’s, en de barcodeschieters die je hebt bij de grotere supermarkten. Gewoon spullen verzamelen en zo snel mogelijk weer wegwezen. Maar wat moet er worden van het overschot aan kassamedewerkers? Hen werkloos maken lijkt me geen manier om ze te belonen voor bewezen diensten in coronatijd. Maar toch is het beter om niet principieel in hun rij bij de kassa te blijven staan.
[ad_2]