Zoveel geven Europese politieke partijen jaarlijks uit aan vergaderingen en gadgets – Follow the Money

[ad_1]

Binnen de Europese Unie zijn het de grote koepels van nationale politieke partijen die het beleid uitstippelen. Maar hoewel er strikte transparantieregels omtrent financiën gelden, is het voor de kiezer nauwelijks te checken waar de partijen hun centen vandaan halen. Follow the Money onderzocht de geldstromen en publiceert vandaag een dataset met alle jaarrekeningen van de Europese partijen uit de periode 2014-2018.

Vragen over de jaarcijfers willen ze niet beantwoorden, de accountants van Ernst & Young (EY). Elk jaar controleert het kantoor de jaarrekeningen van alle Europese partijen en voorziet deze — mits op orde — van een goedkeurende krul.

- Advertentie -

Wat voor de accountants van EY echter voldoende verantwoording is, is ver onder de maat wanneer men daadwerkelijk inzicht wil vergaren in het reilen en zeilen van de Brusselse politiek, zo blijkt uit onderzoek van FTM. En dat is een probleem: op 23 mei zijn immers Europese Parlementsverkiezingen. En hoewel de politici van bijvoorbeeld het CDA, de PvdA, VVD of Forum voor Democratie tijdens de campagne de boer op gaan om te vertellen wat ze voor de kiezer in Brussel gaan regelen — een Europees leger of Nexit — komt amper aan de orde met wie ze in  Brussel samenwerken, en door wie ze zich laten beïnvloeden.

Achter die laatste vraag gaat een wereld schuil van Amerikaanse christenen met diepe zakken, zwaar gesubsidieerde denktanks en Russische brievenbussen, zo blijkt uit onderzoek van FTM. Allemaal weten zij de portemonnees te vinden van de Europese koepelpartijen en hun wetenschappelijke stichtingen, waarbinnen de meeste van onze nationale partijen samenwerken.

De komende weken brengen we deze wereld in kaart. Vandaag alvast een tipje van de sluier.

Over dit onderzoek

  • Een Europese politieke partij — niet te verwarren met een fractie in het Europees Parlement — is een samenwerkingsverband van verwante politieke partijen en/of personen uit verschillende EU-lidstaten. De PvdA zit bijvoorbeeld bij de sociaaldemocratische PES, het CDA bij de centrumrechtse EPP. Net als nationale partijen hebben Europese partijen vaak hun eigen wetenschappelijke bureaus, die voor de ideeënvorming zorgen.
  • Sinds juli 2004 kunnen Europese politieke partijen jaarlijkse financiering ontvangen van het Europees Parlement, in de vorm van een exploitatiesubsidie. Deze mag tot 90 procent van de uitgaven van een partij dekken, terwijl de rest van de uitgaven moet worden bekostigd uit eigen middelen als lidmaatschapsbijdragen en donaties. Sinds 2008 gelden voor de politieke stichtingen op Europees niveau (oftewel de wetenschappelijke bureaus) vergelijkbare regels.

  • In 2018 keurde het Europees Parlement nieuwe regels goed voor de financiering van Europese politieke partijen en stichtingen. Voortaan kunnen alleen nationale partijen nog een Europese partij oprichten die in aanmerking komt voor EU-subsidie.

  • Voor deze dataset hebben wij gekeken naar de tien Europese partijen die in 2018 nog in aanmerking kwamen voor subsidie vanuit het Europees Parlement. Dat zijn:


    • De Alliantie van Conservatieven en Hervormers in Europa (ACRE), met als Nederlandse lid het Forum voor Democratie (nog niet officieel);
    • De Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE), met daarin de VVD en D66;
    • De Europese Christelijke Politieke Beweging (ECPM), met SGP en de ChristenUnie;
    • De Europese Democratische Partij (EDP);
    • De Europese Vrije Alliantie (EFA);
    • De Europese Groene Partij (EGP), met daarin GroenLinks;
    • Europees Links (EL);
    • De Europese Volkspartij (EPP), met daarin het CDA;
    • De Beweging voor een Europa van Naties en Vrijheid (MENL);
    • De Partij van Europese Socialisten (PES), met daarin de PvdA.


Lees verder
Inklappen

Schijntransparantie

Wie een inzicht in de financiën van Europese partijen zoekt, moet daar flink moeite voor doen. Zeker, van alle partijen die in 2018 nog in aanmerking kwamen voor subsidie vanuit het Europees Parlement waren de jaarrekeningen — na flink zoeken — op de website van de Europese Unie te vinden. Maar: ingescand. De documenten zijn dus niet doorzoekbaar middels de welbekende CTRL+F sneltoets, en de kwaliteit van de scans is dermate beroerd dat tabellen niet kunnen worden gedigitaliseerd. Zo is niet altijd het verschil tussen een ‘6’ en een ‘8’ te zien. Soms zijn getallen met pen overschreven.

Er zat dus maar een ding op: alle jaarrekeningen uitprinten en deze handmatig in Excel zetten. Hiaten probeerden wij op te vullen door aan te kloppen bij de accountants en de Europese partijen.

Deze laatsten bleken, net als EY, zich niet altijd geroepen te voelen om vragen te beantwoorden. Enkele partijen stuurden meteen een helder leesbare versie van het jaarverslag toen hierom werd gevraagd; anderen hadden wat meer aanmoediging nodig. Een enkele partij liet maanden op zich wachten.

De Vlaamse politicoloog Wouter Wolfs maakte hetzelfde mee. In april promoveerde hij aan de Katholieke Universiteit Leuven op zijn onderzoek naar Europese partijfinanciën. Ook met hem wilde EY niet praten, en ook hij moest de nodige moeite doen om cijfers boven tafel te krijgen. ‘Je ziet bij de jaarrekeningen dat accountants zoals Ernst & Young vooral kijken naar of het “technisch” allemaal klopt’, vertelt Wolfs. ‘Ziet het er goed uit? Staan de vinkjes op de goede plaats? Dat soort werk. Maar ze kijken bijvoorbeeld niet of geld ook daadwerkelijk ergens aan is besteed.’

Brusselse schijntransparantie, noemt SP-Europarlementariër Dennis de Jong het tegenover Follow the Money in Straatsburg, waar op dat moment het budget van 2020 op de agenda staat. De Vlaamse Europarlementariër voor de Groenen, Bart Staes, komt tot eenzelfde conclusie: ‘Ernst & Young is er voor de externe onafhankelijke controle, maar ik heb niet de indruk dat ze degelijk onderzoek doen’. Lachend voegt hij toe: ‘Ze krijgen er in ieder geval niet slecht voor betaald’.

Toch vinden De Jong en Staes het werk van de accountant wel degelijk belangrijk, omdat diens aantekeningen als ‘breekijzer’ kunnen dienen voor verder onderzoek door kritische journalisten en Europarlementariërs. ‘Dan hebben we aanleiding om verder te spitten’, aldus Staes. ‘Voor alle partijen bij elkaar gaat het toch om tientallen miljoenen aan belastinggeld. Dat is een boel geld en daar moet je transparant over kunnen zijn.’

Onvolkomenheden

Met name de christendemocraten (EPP) en de sociaaldemocraten (PES) krijgen flinke bedragen uitgekeerd. Opvallend genoeg zijn het juist deze twee partijen die beperkt (EPP) tot amper (PES) bereid zijn om vragen van Follow the Money over hun jaarrekeningen en donaties te beantwoorden.

Pas na een publieke oproep op Twitter beloofde het hoofd communicatie van de PES, de op één na grootste partij, er ‘persoonlijk’ op toe te zien dat alle gevraagde informatie nog dezelfde dag verstrekt zou worden. Maar een week later werd slechts een summier mailtje met oude informatie verstuurd, waarna de communicatie weer verstomde. Hierdoor was uitgerekend de partij van spitzenkandidaat voor het presidentschap van de Europese Commissie Frans Timmermans — die nota bene om de haverklap het belang van transparantie verkondigt — degene waarvan het minste inzicht in de financieringsstromen verkregen worden.

Toen we onze database invulden, kwamen we evenwel bij zowat iedere partij slordigheden en/of onvolkomenheden tegen. Ook maakte bijna niemand goed traceerbaar waar donaties vandaan kwamen en werden er definities door elkaar gebruikt. Wat de een als ‘donatie’ kenmerkte, en volgens de Europese spelregels openbaar maakte, merkte de ander aan als ‘contributie’, wat dan weer verstopt werd in een globale optelsom. Soms kwam de som aan donaties uit de jaarrekening niet eens overeen met de som aan donaties uit de bijgevoegde donatielijsten.

Vragen hierover hebben wij in januari voorgelegd aan de betreffende partijen met het verzoek om meer informatie. Sommige partijen, zoals de Groenen (EGP), de christenen (ECPM) en de Europese Vrije Alliantie (EFA), reageerden direct en hielpen bij het verstrekken van gegevens. Anderen, zoals de EPP en ACRE, waren terughoudender maar hadden al behoorlijk veel online gezet. Daardoor was het toch mogelijk een beeld te schetsen van hun inkomstenbronnen.

Het moeilijkst te achterhalen waren de bedragen die zusterpartijen uit de lidstaten aan hun Europese koepelpartijen overmaakten. Verschillende Europese partijen scheepten ons af met een ondoorgrondelijke formule op basis waarvan die contributie is berekend. Ze waren niet bereid de concrete uitsplitsing te verschaffen.

De Europese Volkspartij gaf per parlementariër 38.825 euro uit aan vergaderkosten

Aangezien er bovendien nog altijd geen eenduidige antwoord is op de vraag wanneer er sprake is van een donatie (en deze niet alleen per partij maar ook per boekjaar verschilt), hebben wij ervoor gekozen om alle inkomsten van derden die zijn ontvangen, niet zijnde de subsidie van het Europees Parlement, zover we die konden achterhalen, als donatie in onze dataset op te nemen. De jaarrekeningen in de dataset zijn, kortom, zo nauwkeurig als de beschikbare informatie dat toelaat.

Machine rondom volksvertegenwoordiging

De weerzin tegen transparantie, blijkens de moeite die het kostte om deze vrij basale cijfers — die in beginsel al openbaar horen te zijn — boven tafel te krijgen, is veelzeggend. De Europese partijen doen het evenwel niet eens zo slecht, zeker in vergelijking met politieke partijen in de lidstaten. Europese partijen zijn verplicht hun jaarrekeningen in eenzelfde format aan te leveren, waardoor de partijfinanciën redelijk goed te vergelijken zijn. Dit in tegenstelling tot die in Nederland: daar zou een vergelijking tussen de uitgaven per post van politieke partijen niet eens mogelijk zijn.

Enkele posten (zoals contributies in kind) moesten veel partijen verplicht verder toelichten. Maar juist daar waar verdere toelichting is gewenst – bij derde geldstromen – gaat het mis. Partijen lijken deze gelegenheid aan te grijpen om er vooral eigen definities op na te houden die ook nog eens per boekjaar kunnen veranderen. Posten verdwijnen soms, en komen het jaar erop onder een andere naam weer terug. 

Hoewel dit typisch zaken zijn waar een accountant op zou moeten letten, weet Nicholas Aiossa van Transparancy International dat de praktijk weerbarstiger is. ‘Zolang het er op papier goed uit ziet, keuren de accountants het goed’, weet hij. ‘Ze controleren wel, maar niet op een manier zoals jij en ik zouden doen. Wij willen immers weten of de mensen die worden opgevoerd, ook echt bestáán, en inderdaad het werk doen waarvoor ze geld ontvangen.’

Behalve naar de inkomsten, hebben we met behulp van de jaarverslagen ook gekeken naar de meest basale uitgaven. Zo konden we inzichtelijk maken welke politieke partij het meeste uitgeeft. We hebben wel een kleine weging toegepast: in de onderstaande grafieken hebben we de kosten van de machine rondom volksvertegenwoordiging per zittend Europarlementariër uitgedrukt. De bedragen worden immers pas veelzeggend op het moment dat ze per parlementariër berekend worden. Dan blijkt dat de kosten die grote partijen maken voor dezelfde activiteiten, vele malen hoger liggen dan die van kleinere partijen.

(Noot: cijfers in de grafieken zijn de gemiddelde uitgaven op jaarbasis van politieke partijen en hun denktanks. Dit omdat denktanks een direct voortvloeisel uit en geaffilieerd zijn aan de Europartij en als doel hebben de partij ideologisch-filosofisch middels onderzoek te ondersteunen in hun volksvertegenwoordigende taak. Gevolg is dat hierdoor cijfers flink gedempt kunnen zijn: sommige posten geven denktanks een fractie uit van de partij. In de lopende tekst is daarom gekozen voor de totale uitgaven : parlementarier)

Hoe meer zetels een Europese partij in het parlement heeft, des te meer subsidie wordt er overgemaakt. Het ziet er naar uit dat het geld dat beschikbaar is, ook wordt uitgegeven. De grootste fractie, de christendemocratische EPP, komt steevast als meest kostbare volksvertegenwoordigend orgaan uit de bus. De partij presteerde het zelfs om ruim 36.000 euro aan ‘gadgets’ per parlementariër te besteden, tegenover een bescheiden 125 euro van de conservatieven van de ACRE. En de regionalisten van de EFA geven net geen 250 euro per jaar per parlementariër uit aan representatiekosten, terwijl de liberalen van de ALDE op ruim 24.000 euro per jaar zitten. De kosten voor websites variëren van enkele honderden euro’s bij de rechts-nationalisten van MENL, tot een gemiddelde van 93.000 euro per jaar. Schaalvoordelen lijken in het Europarlement de andere kant op te werken.

De echte vergaderbeesten vinden we tot slot bij de christendemocraten van de EPP. De partij waar CDA onderdeel van uitmaakt gaf (inclusief denktank) in totaal per parlementariër 38.825 euro uit aan gesprekskosten. De in totaal 8,4 miljoen euro aan vergaderkosten snoepten hiermee 12% van het totaalbudget op. Dan volgen er enkele miljoenen euro’s niets, voordat we de tweede partij — de PES van Frans Timmermans — tegenkomen. De sociaaldemocraten schreven ruim 6,1 miljoen weg onder de post ‘meetings’ en waren hier per europarlementariër 8.697 euro aan kwijt.

Zelf aan de slag met de data?

Met de software van LocalFocus hebben we een zoekmachine gebouwd voor de jaarrekeningen van de Europese politieke partijen en hun denktanks. De onderliggende dataset (en bijbehorend codebook) is hier te vinden. Een tweede dataset, specifiek gericht op derde geldstromen (donaties en aanverwanten ‘sponsorships’ en ‘contributions’), volgt binnenkort.

Deel dit artikel, je vrienden lezen het dan gratis



[ad_2]